Publicatie datum 20-juni-2023
Echte dienstbetrekking
Een kind dat meewerkt in de onderneming van zijn ouder(s), is in echte dienstbetrekking als het kind onder dezelfde arbeidsvoorwaarden werkt als andere werknemers. Dan is sprake van loon, arbeid en werkgeversgezag. Het kind is dan ook verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In dat geval gelden de normale regels voor de loonheffingen.
Fictieve dienstbetrekking
Er is sprake van een fictieve dienstbetrekking als het kind ten minste 15 jaar is en de familierelatie tussen ouder en kind overheerst. De arbeidsvoorwaarden zijn dan niet hetzelfde als voor de andere werknemers. Er is dan namelijk geen werkgeversgezag.
Bij de fictieve dienstbetrekking voor het meewerkend kind geldt het volgende:
De fictieve dienstbetrekking geldt niet als het kind winst uit de onderneming van zijn ouders geniet.
Vereenvoudigde regeling
Voor meewerkende kinderen met een fictieve dienstbetrekking mag u onder bepaalde voorwaarden een vereenvoudigde regeling toepassen voor de inhouding loonheffing en de Zvw. Deze regeling houdt het volgende in:
Tijdstip van inhouding
Voor meewerkende kinderen hoeft u slechts eenmaal per jaar de loonheffingen te berekenen en af te dragen. Als fictief tijdstip van inhouding geldt de eerste werkdag van het volgende kalenderjaar. Voor de berekening van de loonheffingen is dus de situatie (zoals de leeftijd van het kind) op die datum beslissend. U moet wel de tarieven van het voorgaande jaar gebruiken.
Berekening loonheffingen
Het loon dat het kind in het kalenderjaar genoten heeft, deelt u in 4 gelijke delen. Om de inhouding loonbelasting/premie volksverzekeringen te berekenen, gebruikt u 4 keer de kwartaaltabel. Als de tabellen per 1 juli zijn gewijzigd, gebruikt u 2 keer de kwartaaltabel zoals die geldt vanaf het 1e kwartaal en 2 keer zoals die geldt vanaf het 3e kwartaal.
Heeft het kind niet het hele kalenderjaar in de onderneming gewerkt, dan rekent u het loon alleen toe aan de kalenderkwartalen waarin het kind in de onderneming heeft gewerkt.
Als u geen loonbelasting/premie volksverzekeringen inhoudt op het loon van het meewerkende kind, dan is de niet-ingehouden loonheffing een voordeel dat u bij het loon van het kind moet tellen.
Voorwaarden vereenvoudigde regeling
De vereenvoudigde regeling voor meewerkende kinderen mag u toepassen onder de volgende voorwaarden:
Loonheffingskorting toepassen
U moet bij gebruik van de vereenvoudigde regeling altijd de loonheffingskorting toepassen. Heeft het kind tegelijkertijd nog een andere dienstbetrekking of uitkering waar het de loonheffingskorting laat toepassen? Dan voldoet u niet aan alle voorwaarden en mag u de vereenvoudigde regeling niet gebruiken.
Toestemming Belastingdienst
Als u de vereenvoudigde regeling wilt toepassen, moet u toestemming aan de Belastingdienst vragen. Als u die toestemming niet hebt gevraagd of als niet aan alle voorwaarden is voldaan, gelden alle normale administratieve verplichtingen. U vraagt deze toestemming met het formulier ‘Melding Loonheffingen Werkgever van meewerkende kinderen’.
Waardering inwoning, maaltijden en kleding
Voor de waardering van inwoning, maaltijden en kleding die meewerkende kinderen van hun ouders krijgen, gelden speciale regels. U rekent de factuurwaarde of de waarde in het economisch verkeer van deze verstrekkingen tot het loon, als:
Voor inwoning en maaltijden mag u in beide situaties ook de volgende normbedragen gebruiken:
Als u de waarde van de verstrekkingen bepaalt met de normbedragen en dan uitkomt op een loon dat ten minste 30% lager is dan het gebruikelijke loon, dan stelt u het loon op 70% van het gebruikelijke loon.
Eigen bijdrage
Betaalt het kind een eigen bijdrage voor de verstrekkingen uit het nettoloon? Bijvoorbeeld kostgeld, inwoongeld en/of kledinggeld? Dan mag u dit in mindering brengen op de waarderingsbedragen. Het bedrag van de waardering mag niet lager worden dan € 0.
Zakgeld
Ontvangt het kind zakgeld? Dan moet u dat tot het loon rekenen voor zover dit meer is dan wat het kind zou ontvangen als het niet zou meewerken in de onderneming.
Voorbeeld: U hebt het loon van het meewerkend kind vastgesteld op € 1.000. Daarnaast verstrekt u aan het meewerkend kind 30 maaltijden met een factuurwaarde van € 10 per maaltijd. Een andere werknemer krijgt voor hetzelfde werk € 1.700. Als u voor de 30 maaltijden die u verstrekt, uitgaat van het normbedrag (30 x € 3,55 = € 106,50), komt u voor het meewerkend kind op een loon van € 1.106,50. Omdat dit meer dan 30% lager is dan het gebruikelijke loon, stelt u het loon van het meewerkende kind op 70% van het gebruikelijke loon en dus op € 1.190.